Oorzaken, symptomen, diagnose en behandeling... Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen Diabetes type 1 en Diabetes type 2?

Wat is het verschil tussen diabetes type 1 en 2?

Datum
Delen

Diabetes type 1 en 2, hoe verschillen ze? Het grote publiek maakt vaak de fout om te denken dat er slechts één soort diabetes is, namelijk type 2. Er zijn echter talrijke verschillen tussen diabetes type 1 (jeugdsuikerziekte) en diabetes type 2 (ouderdomssuikerziekte). In feite zijn dit, vanwege de oorzaken en de behandelingen, twee zeer verschillende ziektes.

Diabetes type 1 en 2 verschil 

Diabetes type 1, dat 5 tot 10% van de gevallen van diabetes uitmaakt, is een auto-immuunziekte waarbij de alvleesklier niet of slecht werkt als gevolg van een aanval van het lichaam op zichzelf. Hoewel de oorzaak van diabetes type 1 nog steeds onbekend is, weten we wel dat het niets te maken heeft met de leefstijl van de patiënt. Deze ziekte ontstaat vaak plotseling op jonge leeftijd en hiervoor is onmiddellijk een behandeling met insuline nodig. Daarom wordt dit ook wel insuline-afhankelijke diabetes genoemd. De verbeteringen in het stellen van een diagnose laten ons echter zien dat dit niet altijd zo eenvoudig is. Zo worden obese kinderen vaak verkeerd gediagnostiseerd met diabetes type 2 hoewel er soms sprake is van diabetes type 1.

Diabetes type 2 (DT2), dat 90% van de gevallen van diabetes uitmaakt, wordt veroorzaakt door een afname van de insulinegevoeligheid die verband houdt met een defect in de betacellen van de alvleesklier die zorgen voor het uitscheiden van insuline. DT2 begint vaak na de leeftijd van 40 jaar, heeft een sterk genetisch component en wordt traditioneel in verband gebracht met een ongezonde leefstijl. Hoewel obesitas, het voedingspatroon en een gebrek aan lichamelijke activiteit risicofactoren zijn, kunnen de oorzaken van DT2 niet in termen van leefstijl alleen worden samengevat.

We moeten voorzichtig zijn met deze stelling en niet de patiënt de schuld geven. In feite verschilt het voedingspatroon van deze mensen op het moment dat zij de diagnose diabetes krijgen niet van mensen zonder diabetes van dezelfde leeftijd. Eenvoudig gezegd: deze mensen verdragen, vanwege genetische redenen, niet een dieet met teveel vet of te grote porties wat ons voedingspatroon vaak kenmerkt. Als gevolg hiervan komen ze makkelijker aan dan anderen en hebben ze een groter risico om diabetes te ontwikkelen. Niet alleen moeten ze hun calorische inname verlagen, maar ze moeten ook actiever zijn – wat niet altijd makkelijk is op de leeftijd waarop diabetes type 2 ontstaat.

Diabetes type 1 of diabetes type 2: Geen duidelijke diagnose

De diagnose diabetes type 1 is over het algemeen eenvoudig te stellen omdat de symptomen zeer duidelijk zijn. Op soortgelijke wijze is het profiel van patiënten met diabetes type 2 bekend. In sommige gevallen is het voor artsen echter wel moeilijk een juiste diagnose te stellen. Dit is het geval met de pediatrische vorm (vorm bij kinderen) van diabetes type 2, vooral omdat deze jonge patiënten met diabetes type 2 vaak veel sneller insuline nodig hebben dan oudere patiënten, waardoor de classificatie voor de arts onduidelijker wordt.

Artsen kunnen het onderscheid maken tussen diabetes type 1 en diabetes type 2 door naar 2 dingen te kijken. Diabetes type 2 ontstaat zeer zelden vóór de leeftijd van 8 jaar. Het kind is zeer vaak obees en heeft niet de auto-immuunmarkers (auto-antilichamen voor de diagnose van diabetes type 1).

Omgekeerd manifesteert een andere vorm van diabetes type 1 bij volwassenen zich in eerste instantie als een echte diabetes type 2 waarbij een behandeling met orale medicatie voldoende is. Uiteindelijk heeft de patiënt echter insulinetherapie nodig en zal hij of zij positief testen op auto-antilichamen. Deze vorm heet Latente auto-immune diabetes bij volwassenen ofwel LADA (Latent Auto-immune Diabetes in Adults), waarvan het begin misleidend kan zijn.

Een totaal verschillende behandeling voor DT1 of DT2

Diabetes type 1 en 2 verschillen zo dat daarom de therapeutische behandeling ook verschillend is. Voor diabetes type 1 zijn dagelijkse insuline-injecties op grond van de bloedsuikerspiegel ten tijde van de diagnose nodig om de werking van de defecte alvleesklier te vervangen.

Diabetes type 2 wordt gekenmerkt door insulineresistentie. De arts kan in eerste instantie veranderingen in de leefstijl aanbevelen, wat soms voldoende kan zijn, maar vervolgens zal hij of zij vaak orale medicatie voorschrijven. Dit wordt soms niet-insuline-afhankelijke diabetes ofwel NIDD (Non-Insulin-Dependent Diabetes) genoemd.

Complicaties met een variabele ontwikkeling

De mogelijke complicaties bij diabetes type 1 en diabetes type 2 lijken op elkaar. Langdurige hyperglykemie heeft schadelijke gevolgen voor de slagaders en leidt ook tot schade aan de nieren, hart en bloedvaten en/of het zicht. Patiënten met diabetes type 1 krijgen op jongere leeftijd te maken met complicaties.

Terwijl patiënten met diabetes type 2 vaak ouder zijn en zich minder bewust zijn van de risico’s van lichamelijke inactiviteit en obesitas in combinatie met een hoge bloedsuikerspiegel. Maar ongeacht het type diabetes zorgt een goede controle van de bloedsuikerspiegel met een goede follow-up voor uitstel of zelfs het voorkomen van complicaties.

Onze aanbevelingen