Behandeling van diabetes: insulinepennen of insulinepomp?

Datum
Delen

Om insulineafhankelijke diabetes type 1 of insulinebehoeftige diabetes type 2 te behandelen, is insuline nodig. Deze kan op twee manieren worden toegediend: 

  • Met insulinepennen. 
  • Met een insulinepomp. 

Wat zijn de onderlinge verschillen en waarom kiezen voor het ene of het andere? Tijd voor een stand van zaken. 

Insulinepennen en de kunst van het prikken

Met insulinepennen bestaan er 3 soorten insuline: kortwerkende, langwerkende en middellangwerkende. Kortwerkende insuline werkt tussen 2 en 6 uur (afhankelijk van de fabrikanten en het metabolisme van elke persoon), middellangwerkende ongeveer 12 uur en langwerkende insuline ongeveer 24 uur.

Het basaal-bolusschema is het meest klassieke. Dit bestaat uit het dagelijks basaal insuline (ook insuline ‘om te leven’ genoemd) toedienen, d.w.z. een of twee inspuitingen met lang- of middellangwerkende insuline op een vast tijdstip, en daarnaast ook bolusinsuline (kortwerkende insuline), vaak tijdens de maaltijden, uit te voeren, d.w.z. een inspuiting bij elke maaltijd en ook bij een tussendoortje, snack en dergelijke.

Het aantal eenheden langwerkende insuline is vastgelegd, terwijl de eenheden kortwerkende insuline variëren in functie van de hoeveelheid  koolhydraten die worden ingenomen of verbruikt tijdens de maaltijden en uitgevoerde of geplande activiteiten (sport, lichaamsbeweging, enz.).

In geval van langdurige hyperglykemie is het mogelijk om een correctiebolus uit te voeren. Dan wordt een injectie met kortwerkende insuline toegediend om de  glykemie te corrigeren.

Welk schema je ook volgt, dit moet steeds worden beslist in overleg met je diabetoloog.

Door insulinepennen te gebruiken, hoef je niet voortdurend een apparaat voor diabetesbeheer op de huid te dragen. Voor wie het moeilijk heeft met de blikken van anderen of om er zelf mee geconfronteerd te worden, zijn insulinepennen ideaal om verborgen te houden dat je diabetes type 1 hebt of om er niet telkens aan te moeten denken wanneer je je pomp ziet. Kiezen voor een behandeling met insulinepennen betekent dat je ‘de kunst van het prikken’ onder de knie moet leren krijgen om blauwe plekken en lipo’s te vermijden. Deze inspuitingen zijn subcutaan, wat betekent dat de insuline rechtstreeks onder de huid wordt ingespoten en niet in de spieren of de aders. Met een beetje oefening aan de start van de behandeling kennen insulineprikken al gauw geen geheimen meer voor jou. Sommigen vinden insulinepennen makkelijk in gebruik: je kiest het aantal eenheden, prikt en klaar!

Pennen geven een grotere hoeveelheid insuline af in één keer, doorgaans minstens een eenheid, terwijl een pomp het mogelijk maakt om tienden of zelfs honderdsten van een eenheid toe te dienen. In tegenstelling tot de insulinepomp is het in geval van hypoglykemie niet mogelijk om de afgifte van insuline stop te zetten.

Elke dag opnieuw insulinepennen bij de hand houden kan vervelend lijken, maar eigenlijk is het vooral een kwestie van organisatie. Denk eraan om je tassen af te stemmen op het formaat van je etui met benodigdheden!

Als je voor meerdere dagen en/of weken op reis vertrekt, zal je merken dat je insulinepennen en -naalden niet zo heel veel plaats innemen in je bagage. Als je diabetes type 2 hebt, denk er dan aan een plaatsje voor een of twee pennen vrij te houden wanneer je van tijd tot tijd insuline-inspuitingen nodig hebt.

De insulinepomp of het apparaat dat het dagelijkse leven verandert

Een van de voordelen van de insulinepomp is dat je niet zelf dagelijks insuline-injecties hoeft toe te dienen. Insulinepompen geven voortdurend kortwerkende insuline af. Ze worden 24 uur per dag gedragen. Sommige hebben slangetjes en andere zijn ‘patch’ insulinepompen. Insulinepompen met slangetjes kunnen voor een bepaalde tijd worden losgekoppeld van de katheter, wat handig kan zijn voor het nemen van een bad of een douche of voor wateractiviteiten (zwembad, strand, enz.). Dit is echter niet mogelijk met ‘patch’ insulinepompen: wanneer deze worden verwijderd, zijn ze niet langer bruikbaar. Ze zijn wel voor een bepaalde tijd en tot een bepaalde diepte waterdicht (zie daarvoor de gebruikshandleiding).

Voor je ervoor kiest om al dan niet een insulinepomp te dragen, moet je rekening houden met twee belangrijke punten:

  1. Rondlopen met een insulinepomp betekent dat je er vrede mee hebt dat je voortdurend een apparaat bij je draagt.
  2. Insulinepompen kunnen bepaalde ongemakken veroorzaken. Sommigen krijgen bijvoorbeeld last van een allergische reactie op de klevers van de pomp of de katheter. Als dit bij jou het geval is, praat er dan over met je arts en/of thuiszorgverlener. Het risico bestaat ook dat de patch loskomt tijdens dagelijkse bewegingen (wanneer je je stoot, bijvoorbeeld). Hoewel dat zeker niet elke dag gebeurt, heeft iedereen met diabetes type 1 die een insulinepomp draagt al wel eens zo’n ongelukje meegemaakt, toch?

Het basaal-bolusschema is vaak het meest klassieke om insuline toe te dienen met een pomp. Basaal insuline komt overeen met de basaalsnelheid van de pomp. Zoals de naam al zegt, gaat het over een vaste hoeveelheid insuline die voortdurend wordt afgegeven. Bolussen worden meestal toegediend tijdens de maaltijden of als correctie. Soms kan de insulineafgifte rechtstreeks op de pomp worden ingesteld, soms is een handset nodig (zeker voor kleinere patchpompen). Zorg ervoor dat je deze zeker niet vergeet! Bij de start van de behandeling zal je je afstandsbediening leren gebruiken om de dosis insuline toe te dienen die jij nodig hebt.

De insulinepomp kan helpen om een glykemische balans te vinden; de toediening van insuline kan ook beter in de hand worden gehouden dan met insulinepennen. Met een pomp is het mogelijk om de afgifte van basaal insuline stop te zetten in geval van hypoglykemie, of om in 2 of 3 klikken correctiebolussen toe te dienen bij hyperglykemie.

Een insulinepomp moet gemiddeld om de 3 dagen worden vervangen of opgeladen (afhankelijk van het model en ieders behoeften).

In het dagelijkse leven zal je handset maar heel weinig plaats innemen in je tas of zak. Maar wanneer je voor meerdere dagen en/of weken op reis gaat, zal je benodigde materiaal wel wat plaats innemen in je koffers, zeker als je een pomp hebt zonder slangetjes. In dat geval moet je waarschijnlijk een of meerdere reservepompen meenemen.

Bewaring van insuline: voorzie in je koelkast plaats voor je nog ongebruikte insulinepennen of flacons insuline. Wanneer je ze voor het eerst gaat gebruiken, haal ze dan de dag ervoor uit de koelkast zodat de insuline op kamertemperatuur is voor je insuline-injecties.

Let wel op met hoge en lage temperaturen! Hoewel reeds gebruikte insulinepennen en flacons bij kamertemperatuur kunnen worden bewaard, houden ze niet van sterke temperatuurschommelingen. Die kunnen de kwaliteit van de insuline namelijk beïnvloeden.

Skivakantie: laat ze in het huisje of neem ze mee.

Tijdens de zomer neem je ze het beste mee in een isotherm tasje.

Hoewel beide methoden even doeltreffend kunnen zijn, is de omgang met de behandeling verschillend. Iedereen met diabetes type 1 of 2 zal de methode moeten kiezen die hem of haar het beste ligt in het dagelijkse leven. Het belangrijkste is dat je je goed voelt bij je gekozen behandeling en de juiste balans vindt.

Onze aanbevelingen